Toen ik stond te vissen voer het schip waar ik ben opgegroeid toevallig voorbij. Ten eerste is het gek om waar te nemen dat de fysieke ruimte die je van binnen en buiten kent nu te zien was van een afstand die ik niet eerder zo heb beleefd. Ik durfde bijna niet te kijken vanwege het sentimentele redenen. Zeker toen ik besefte dat het niet mijn vader was die het schip bestuurde maar de nieuwe eigenaar die ik eens nog de hand heb geschud. Nog voordat hij het schip overnam. Vanuit dat kleine patrijspoort dat ik nu voorbij zag gaan heb ik de wereld veelal waargenomen. Dat ik ging werken met fotografie stampt daarvandaan. En nu op dat moment heb ik géén camera mee. Ik wist nog niet hoe belangrijk het was voor mij om mijn waarnemingen te fixeren. (bewaren) Dat ik de innerlijke drang had om dit wel te kunnen kwam de oplossing. Voor mij dreef een grote tak die haast niet te vervoeren was. Ik moest er met visspullen en al een ruime 2 kilometer mee lopen. Bij mijn vader in de schuur vond ik nog een oud blik met teer. Teer wordt voornamelijk gebruikt bij schepenen om de onderkant mee in te smeren zodat het water afstoot en het ijzer niet gaat roesten. Mijn vader heeft de inhoud van dit blik wel eens op het schip gebruikt. Waarom hij het bewaard? Vanwege dezelfde fijne herinneringen? Ik heb het blik toch maar meegenomen en met de inhoud deze boomstam gefixeerd. Nu staat het altijd in het atelier als symbool voor het fixeren van momenten in de tijd.